Geheimhouding
Bijlage 2 Geheimhoudingsplicht en informatieverstrekking (van de beroepscode Psychotherpeuten, zie knop hieronder)
Een psychotherapeut heeft op basis van het wettelijk beroepsgeheim de plicht te zwijgen over al hetgeen waarvan hij tijdens de uitoefening van zijn beroep in contacten met cliënten op de hoogte raakt. De cliënt moet erop kunnen vertrouwen dat de informatie die door hem aan de psychotherapeut wordt toevertrouwd, of die als geheim dient te worden verondersteld, niet zonder zijn toestemming voor andere doeleinden wordt gebruikt of aan derden wordt verstrekt. De geheimhoudingsplicht geldt ook na het overlijden van de cliënt. Het beroepsgeheim is echter niet absoluut.
Situaties waarin de psychotherapeut zijn beroepsgeheim mag, moet en kan doorbreken.
De bestaande wetgeving biedt mogelijkheden om de zwijgplicht te doorbreken:
1. Als er toestemming is van de cliënt.
2. Als er een meldplicht is.
3. Als er een conflict van plichten is.
4. Als er een meldrecht is.
5. Als toestemming kan worden verondersteld.
Bij de toepassing van deze opties is de hoofdregel dat een psychotherapeut zo mogelijk vooraf om toestemming vraagt om informatie aan derden te verstrekken (zie hierna).
Ad 1. Als er toestemming is van de cliënt.
De psychotherapeut mag zijn zwijgplicht doorbreken wanneer hij toestemming heeft van de cliënt om informatie door te geven aan derden. Indien wordt verzocht om een schriftelijke verklaring of verzoek om gegevensverstrekking aan derden kan uitsluitend op dit verzoek worden ingegaan indien de cliënt hiervoor toestemming geeft. Dit betreft onder meer vragen van verzekeraars (ook wanneer het een medisch adviseur van een verzekeringsmaatschappij betreft), bedrijfsarts, Raad voor de Kinderbescherming (bijvoorbeeld in het kader van advies over de omgangsregeling), uitkeringsinstantie, advocaten, politie, etc. De informatieverstrekking dient dan beperkt te blijven tot een zakelijke schriftelijke verklaring zonder waardeoordeel. Dat wil zeggen: een beknopte mededeling dat de cliënt in behandeling is (geweest), sinds wanneer, en eventueel de (hoofd)diagnose. Indien de cliënt geen toestemming geeft wordt in het geheel geen informatie gegeven. 5Zie voor cliënten tot 16 jaar de informatie in deze bijlage onder kopje ‘minderjarigen’. 38Een verklaring zonder waardeoordeel impliceert in alle gevallen dat geen informatie wordt verstrekt over ervaren problemen, symptomen, factoren die een rol hebben gespeeld bij het ontstaan of het in stand houden van de problematiek; of uitspraken over de prognose; of de cliënt al dan niet in staat is om te werken; of sprake is van suïcidaliteit, etc. Indien wordt gevraagd naar de inhoud van de behandeling kan desgewenst worden volstaan met een verwijzing naar referentiekader en/of methode (bijvoorbeeld ‘cognitieve gedragstherapie’). Voor een door derden gevraagde verklaring die wél een waardeoordeel bevat, dient deze derde of de cliënt zich te wenden tot een onafhankelijke - en dus niet de behandelende – psychotherapeut, dan wel een terzake van het onderwerp van de beoordeling deskundige klinisch psycholoog, gezondheidszorgpsycholoog of arts. Ook indien de cliënt toestemming geeft voor gegevensverstrekking is de psychotherapeut niet verplicht om die informatie te verstrekken indien hij van mening is dat verstrekking niet in het belang is van de cliënt of in strijd is met goed hulpverlenerschap. Indien de toestemming mondeling wordt gegeven wordt hiervan aantekening gemaakt in het dossier.
Ad 2.
Als er een meldplicht is De psychotherapeut is gehouden zijn zwijgplicht te doorbreken in geval van een wettelijke meldplicht of andere vorm van wettelijk voorschrift. Zo heeft een psychotherapeut op grond van de Zorgverzekeringswet resp. Jeugdwet de plicht om, indien hierom wordt verzocht, gegevens aan te leveren op grond waarvan zorgverzekeraars resp. gemeenten, onder bepaalde voorwaarden, de recht- en doelmatigheid van declaraties kunnen nagaan (‘materiële controle’).
Ad 3.
Als er een conflict van plichten is Wanneer er bij de psychotherapeut een vermoeden bestaat dat de veiligheid van anderen, de veiligheid van de cliënt zelf of zijn eigen veiligheid in gevaar is, doet hij hetgeen binnen zijn mogelijkheden ligt om te voorkomen dat dit gevaar zich realiseert. Dat kan met zich meebrengen dat de psychotherapeut zijn beroepsgeheim doorbreekt. In een dergelijke situatie dienen alle in art. III.2.1 van deze code genoemde criteria te worden gevolgd.
Ad 4.
Als er een meldrecht is De psychotherapeut mag zijn zwijgplicht doorbreken in geval van een meldrecht. Dit geldt m.n. voor situaties die vallen onder de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. De wet geeft een psychotherapeut bij vermoedens van kindermishandeling de ruimte om het beroepsgeheim te doorbreken als dat nodig is om kindermishandeling te doen stoppen of een vermoeden daaromtrent te laten onderzoeken. De psychotherapeut 39informeert het kind en/of wettelijke vertegenwoordigers tevoren over zijn melding, tenzij dit zeer onwenselijk is in verband met de veiligheid van betrokkenen. Bij het nemen van de beslissing om het beroepsgeheim wel of niet te doorbreken moet de psychotherapeut de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit toepassen. Toepassing van het beginsel van subsidiariteit betekent dat de psychotherapeut nagaat of de veiligheid van de cliënt of anderen ook op een minder ingrijpende manier kan worden beschermd dan door het doorbreken van de zwijgplicht. Als dat het geval is, dient de psychotherapeut te kiezen voor het minder ingrijpende alternatief. Als echter direct gevaar voor personen alleen kan worden opgeheven door schending van het beroepsgeheim, dan is dat te rechtvaardigen. Toepassing van het beginsel van proportionaliteit betekent dat de schade als gevolg van schending van het beroepsgeheim in redelijke verhouding moet staan tot het voordeel dat de schending met zich brengt. De psychotherapeut legt bij het doorbreken van de zwijgplicht in het dossier vast welke gegevens met welk doel, aan wie zijn verstrekt.
Ad 5.
Als toestemming kan worden verondersteld Als de psychotherapeut bij een voornemen tot het verstrekken van informatie waarbij toestemming van de cliënt is vereist op redelijke grond kan aannemen dat de cliënt, ook zonder dat hem om die toestemming is verzocht, instemt met die gegevensverstrekking, dan kan de psychotherapeut dat voornemen realiseren.
Rechtstreeks betrokken zorgverleners
De geheimhoudingsplicht geldt niet ten opzichte van zorgverleners die rechtstreeks bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst betrokken zijn. Dit geldt ook voor vervangers van de psychotherapeut, bijvoorbeeld in het kader van een waarneemregeling. In veel gevallen zijn huisartsen, ook als zij verwijzer zijn, niet rechtstreeks bij de psychotherapeutische behandeling betrokken. Huisartsen zijn wel rechtstreeks betrokken indien zij in het kader van de betreffende behandeling bijvoorbeeld medicijnen voorschrijven.
Minderjarigen
Bij cliënten tot 12 jaar geldt dat de wettelijke vertegenwoordigers toestemming voor het verstrekken van informatie aan derden geven. Bij cliënten in de leeftijd van 12 tot 16 jaar beslissen in beginsel beiden. Jongeren van 16 jaar en ouder hebben bij beslissingen aangaande hun gezondheid dezelfde rechten als volwassenen. In alle gevallen geldt dat zowel cliënten tot 16 jaar als wettelijke vertegenwoordigers 40recht hebben op informatie. Voor een kind tot 12 jaar geldt dat hij wordt geïnformeerd naar zijn bevattingsvermogen. Indien een jongere in de leeftijd van 12 tot 16 jaar niet wil dat zijn wettelijk vertegenwoordigers worden geïnformeerd kan de psychotherapeut aan deze wens gevolg geven als deze van mening is dat het kind letterlijk “oud en wijs” genoeg is om hierover zelf te beslissen. Voor jongeren van 16 jaar en ouder geldt dat zijn wettelijk vertegenwoordigers alleen worden geïnformeerd indien de jongere hiervoor toestemming geeft. Een ouder zonder gezag heeft recht op informatie over de hulp aan haar/zijn kind. Allereerst is de andere ouder - die wel gezag heeft - verplicht om de ouder zonder gezag te informeren over hun kind. Dus ook over de eventuele hulp die hun kind nodig heeft. Daarnaast heeft de ouder zonder gezag ook het recht om informatie over de hulp op te vragen bij de behandelaar. De behandelaar moet die informatie dan geven. Het gaat om informatie met een beperkte strekking en omvang. Maatgevend is dat die ouder zich op grond van die informatie een algemeen beeld moet kunnen vormen over de staat van opvoeding en gezondheid van het kind. De behandelaar geeft nooit meer of andere informatie dan gegeven wordt of zou worden aan de ouder met gezag. De informatie wordt niet gegeven als het belang van het kind zich daartegen verzet. Strafbare feiten Het beroepsgeheim van de psychotherapeut heeft ook betrekking op kennis aangaande strafbare feiten die zijn cliënt heeft gepleegd. Uitgangspunt is dat de psychotherapeut over deze informatie tegenover alle derden – inclusief politie en justitie – zwijgt. Bij door de cliënt voorgenomen strafbare handelingen kan de psychotherapeut, in zeer bijzondere gevallen, te bepalen aan de hand van het conflict-van-plichtenmodel (zie art. III.2.1) zijn beroepsgeheim zonder toestemming van de cliënt doorbreken. Een en ander is afhankelijk van de ernst en waarschijnlijkheid van de gezondheids- of levensschade, die zonder te spreken anders vrijwel zeker zal intreden. De psychotherapeut bespreekt zijn overwegingen betreffende voornoemde situaties, tenzij de omstandigheden dat onmogelijk maken, met een terzake deskundige collega.